
Het is heerlijk om met fiscale flaters in de weer te zijn. Vooral als jij de flaters van een ander mag opsporen en repareren. Hoe maak je direct indruk op een nieuwe klant? Dat lees je in deze column. We gaan namelijk van een puinhoop naar fiscale perfectie.
Fiscale eenheid vennootschapsbelasting?
Je hebt de fiscale jaarstukken van je nieuwe klant ontvangen. De vorige adviseur heeft ogenschijnlijk prachtige rapporten uitgebracht, maar je herkent al direct de eerste flater: één aangifte vennootschapsbelasting. De houdster en de werkmaatschappij vormen een fiscale eenheid voor de vennootschap. Iedere ervaren adviseur weet dat een fiscale eenheid vooral de Belastingdienst voordelen biedt, en niet jouw klant.
Zo mag de ontvanger van de Belastingdienst een teruggave omzetbelasting verrekenen met bijvoorbeeld achterstallige loonbelastingafdracht. Dat is slechts één van de vele nadelen van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Natuurlijk heb je ook maar één keer het opstaptarief van 19%. Veel erger nog: bij herstructurering of verkoop is altijd extra aandacht nodig. Waarom kom je in de praktijk de fiscale eenheid dan nog tegen? Bij uitzondering tref ik de situatie dat de houdster een grote financiering heeft en zo de renteaftrek wil borgen. Veel vaker is de reden: dat doen we nu eenmaal zo.
Verbreek de fiscale eenheid
Als nieuwe adviseur controleer je dus of er de afgelopen zes jaar bijzonderheden zijn geweest. Is dat niet aan de orde? Dan verbreek je per 1 januari van het aankomende jaar de fiscale eenheid. Dat kan met een eenvoudig briefje aan de belastinginspecteur. Let op: dat kan niet met terugwerkende kracht. Je moet het dus altijd voorafgaand aan de beoogde verbrekingsdatum verzoeken. Dat hoeft natuurlijk niet 1 januari te zijn, maar is vaak wel praktisch.
Dividend: een toets of een verplichte keuze?
Je constateert dat de werkmaatschappij de afgelopen jaren maar beperkt dividend heeft uitgekeerd. Navraag leert dat het niet te maken heeft met creditratings of afspraken met de bank of leveranciers. De vorige adviseur vreesde de uitkeringstest. Jij herkent dit ongetwijfeld: veel adviseurs denken – onterecht – dat het bestuur een uitgebreide toets moet uitvoeren. De wet bepaalt echter anders. In het Burgerlijk Wetboek (BW) is namelijk bepaald dat de vergadering van aandeelhouders het besluit tot winstbestemming of tot uitkering uit het vermogen neemt. Pas als dat besluit genomen is komt het bestuur aan zet. De wet zegt hierover: “Het bestuur weigert slechts de goedkeuring indien het weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden.“
Het gaat dus om de opeisbare schulden op het moment van uitkering. Als de vennootschap door de uitkering niet in staat is die schulden binnen een jaar te voldoen, dan moet het bestuur goedkeuring weigeren. In alle andere situaties moet het bestuur dus goedkeuren. Ten onrechte is het dividend dus beperkt en zit er aanzienlijk vermogen in de werkmaatschappij. Hoezo twee BV’s voor de risicospreiding? Deze flater gaat ook nog eens in de verdubbelaar. Het is namelijk nog erger…
Privé ook in het risico mee!
De volgende fiscale flater bij jouw klant maakt het nog bonter: de werkmaatschappij heeft een vordering op de houdster. Jouw nieuwe klant heeft bij de oprichting van de BV’s goed geluisterd: de holding is er om de overtollige middelen veilig te stellen. Sinds de oprichting gaat het spaargeld van de werkmaatschappij dan ook naar de holding. Dat deze overboeking juridisch geen gevolgen heeft, is jouw klant echter niet verteld. De werkmaatschappij heeft hierdoor een vordering op de houdster gekregen. Als de werkmaatschappij in financiële problemen terechtkomt, dan kunnen de schuldeisers de vordering op de houdster uitwinnen. En bij die houdster ligt nog een prachtig cadeau op de schuldeisers te wachten…
Van degelijke structuur naar luchtballon…
Jouw DGA heeft namelijk geld van de houdster geleend. Dividend kost immers belasting en de (vorige) adviseur was dan weer druk met zijn toetsen en testen. Hij kent de regels: de rekening courant is keurig onder de grens van excessief lenen gebleven. Dat vinden de schuldeisers niet erg. De rekening-courantvordering die de houdster op de aandeelhouder heeft is voldoende om hun schulden te verrekenen. Privé is er immers voldoende vermogen. Via de vordering van de werkmaatschappij op de houdster krijgen ze toegang tot de beoogde veilige haven. Daar kunnen ze de vordering op privé uitwinnen. Zo blijkt de juridisch degelijke structuur een luchtballon te zijn geworden. Eén speldenprik is genoeg en alle bedrijfsrisico’s belanden in het privévermogen. Tijd dus voor herstel en op naar perfectie.
Structuur optimalisatie
Voordat je verder in de cijfers duikt, neem je even afstand van de rapporten. Hoe ziet de structuur er nu uit? Toch nog even een blik op de balans van de houdster. Je vermoeden is juist: het bedrijfspand staat in de houdster. Je klant had het toch over “nog een paar jaar doorpakken”, om daarna in rust op zoek te gaan naar een koper. De boekwaarde bevestigt je vermoeden: dat is slechts een fractie van de huidige waarde. Het voorbereiden van een structuur op een ‘geplande’ gebeurtenis als verkoop vraagt tijd. Bij een onverwachte gebeurtenis, zoals overlijden, ontbreekt tijd om nog iets te plannen.
Vroeg of laat zal je klant de structuur willen optimaliseren. Laten we dan vooral ook niet wachten. Je gaat in het aankomende voorjaar het vastgoed naar een tussenhoudster structureren. Zo is verkoop zonder overdrachtsbelasting of – bij verkoop van de tussenhoudster – afrekening in de vennootschapsbelasting mogelijk.
Je kunt nu een glimlach niet meer onderdrukken: het gaat de goede kant op. Terug in de cijfers zie je dat er nog veel meer te doen is.
Grote stappen, maar perfect…?
Je hebt in je hoofd al grote stappen gezet: je gaat de werkmaatschappij weer licht maken, de vordering op de houdster juridisch juist verrekenen, de fiscale eenheid opheffen en het vastgoed juist structureren. Met deze flinke stappen heb je nog lang niet alle fiscale flaters aangepakt. Het salaris van de DGA bedraagt immers met € 105.000 exact 70% van de managementfee. Deze klassieker had je al een tijdje niet meer voorbij zien komen. Door het hoge tarief over de top van het salaris (marginaal 55%) betaalt de DGA privé jaarlijks minimaal € 1.500 te veel belasting. Bij dividend was hij immers per saldo 44% verschuldigd.
Zou de privépositie verder wel geoptimaliseerd zijn? Wat doet de rente op de rekening courant? Waarom is er eigenlijk geen stichting administratiekantoor? Als de kinderen ouder dan 21 jaar zijn, kunnen we zonder heffing vermogen overdragen. Je noteert dat als laatste bespreekpunt.
Je nieuwe klant zal je frisse blik waarderen en misschien zelfs onder de indruk zijn. Het is in ieder geval een goed begin van de relatie! Jij kijkt vanaf vandaag ook nog kritischer naar je bestaande klanten. Jij kijkt immers verder dan cijfers: jij herstelt niet alleen de puinhoop, maar bouwt aan fiscale perfectie.
Over Dennis Heijmink
Dennis Heijmink is als belastingadviseur werkzaam bij Duijd Fiscalisten, werd in 2022 verkozen tot fiscalist van het jaar, is docent en schrijft af en toe als onafhankelijk fiscaal expert voor Nextens.nl. Dit jaar staat Dennis Heijmink weer als spreker op Nextens Connect, 11 september in Bussum. Wil je ook aanwezig zijn? Meld je dan hier gratis aan.