
Als belastingadviseur of boekhouder heb je vast al vaker met de investeringsaftrek te maken gehad. Eén van de valkuilen waar je misschien op bent gestuit, is de hardnekkige regel dat vergunningen zijn uitgesloten van investeringsaftrek. Artikel 3.45, lid 1, onderdeel f, van de Wet inkomstenbelasting 2001 stelt immers dat vergunningen niet als bedrijfsmiddel gelden voor de toepassing van de investeringsaftrek. Maar recent heeft de Kennisgroep Winstfaciliteiten een interessante nuancering gegeven die hierbij van belang is.
Vergunning of onderdeel van iets groters?
De kern van het standpunt van de Kennisgroep is eenvoudig: alleen vergunningen die op zichzelf als bedrijfsmiddel kwalificeren, vallen buiten de investeringsaftrek. Kosten die je maakt voor een vergunning kunnen echter wel degelijk in aanmerking komen voor investeringsaftrek als die kosten opgaan in de aanschaf- of voortbrengingskosten van een wél kwalificerend bedrijfsmiddel.
Voorbeeld
Stel je begeleidt een klant bij de bouw van een duurzaam bedrijfspand dat op de milieulijst staat en dus kwalificeert voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De kosten van de omgevingsvergunning (leges) voor dat pand maken dan deel uit van de investeringskosten van het gebouw. Zolang de vergunning niet op zichzelf staat, maar slechts een noodzakelijke schakel is in de realisatie van het gebouw, valt die gewoon binnen de reikwijdte van de aftrek.
Wanneer is een vergunning een zelfstandig bedrijfsmiddel?
De grens ligt dus bij de zelfstandigheid van de vergunning. Denk hierbij aan situaties waarin rechten of vergunningen overdraagbaar of verhandelbaar zijn en dus een zelfstandige economische waarde vertegenwoordigen. In die gevallen kwalificeert de vergunning als een losstaand bedrijfsmiddel, en dan geldt de uitsluitingsregel wél.
Een bekend voorbeeld is dat van pluimveerechten. Deze zijn overdraagbaar en onder voorwaarden verhandelbaar. Daarom merkt de staatssecretaris ze aan als zelfstandige bedrijfsmiddelen waarvoor géén investeringsaftrek geldt. Een vergelijkbare lijn volgt het Gerechtshof Den Haag in een uitspraak over de slooptonnage en een boete. Die kosten hielden weliswaar verband met de bouw van een schip, maar het Hof oordeelde dat ze een zelfstandige status hadden en dus niet tot de aanschafkosten van het schip behoorden.
Kortom, als een vergunning, ontheffing of ander publiekrechtelijk recht een losstaand economisch belang vertegenwoordigt, moet je ‘m aanmerken als een zelfstandig bedrijfsmiddel. En dan is investeringsaftrek uitgesloten.
Toets aan de feiten en omstandigheden
De crux zit ‘m in de beoordeling van de feiten. Het is dus aan jou als adviseur om scherp te analyseren: zijn de kosten gemaakt voor een vergunning als los object, of zijn ze onlosmakelijk verbonden aan de aanschaf of voortbrenging van een groter bedrijfsmiddel? In de jurisprudentie is dit principe al eerder bevestigd. Zo oordeelde Gerechtshof Leeuwarden in 1982 dat legeskosten voor een bouwvergunning, samen met een verplichte storting in een parkeerfonds, behoren tot de aanschaffingskosten van het gebouw. De gedachte daarachter is logisch: zonder de vergunning had het gebouw überhaupt niet kunnen worden gerealiseerd. De kosten zijn dus een integraal onderdeel van het totale investeringsbedrag.
Wat betekent dit voor jouw praktijk?
Deze nuancering opent deuren voor je klanten, met name als je hen begeleidt bij duurzame investeringen. Denk aan projecten met gebouwen op de milieulijst, investeringen in circulaire productiefaciliteiten of innovatieve energieoplossingen. In zulke gevallen kunnen de kosten van vergunningen en leges dus tóch fiscaal aftrekbaar zijn, mits ze voldoende zijn geïntegreerd in het totale project.
Let daarbij wel op het volgende:
- Documenteer de samenhang goed. Zorg dat je duidelijk kunt onderbouwen dat de vergunning nodig was voor de totstandkoming van het hoofdobject;
- Check of de vergunning verhandelbaar is. Als dat zo is, bestaat het risico dat deze als zelfstandig bedrijfsmiddel wordt gezien en dus buiten de aftrek valt;
- Wees alert bij combinaties. Als kosten op het eerste gezicht lijken te vallen onder de uitsluitingen van artikel 3.45, kijk dan of ze niet toch opgaan in een breder investeringsproject.
Welke andere kosten komen in aanmerking voor de Investeringsaftrek?

