
Het onlangs ingediende wetsvoorstel Wet Tegenbewijsregeling box 3 dreigt volgens het Register Belastingadviseurs (RB) uit te monden in juridische onzekerheid en uitvoeringsproblemen. Het voorstel is bedoeld om belastingplichtigen tegemoet te komen die onevenredig zijn geraakt door de vermogensrendementsheffing. In een recent uitgebracht advies aan de wetgever kraakt het RB stevige noten over de technische onvolkomenheden, de beperkte toegankelijkheid en de rechtstatelijke risico’s van het wetsvoorstel.
Doenvermogen zwaar op de proef gesteld
De kern van het probleem zit in de mismatch tussen de ambitie van de wet en de praktische uitvoering. De Wet Tegenbewijsregeling box 3 moet belastingplichtigen de kans geven om aan te tonen dat hun werkelijke rendement lager ligt dan het forfaitair veronderstelde rendement. Maar de weg daarnaartoe blijkt bezaaid met juridische voetangels, onvolledige regelgeving en een ingewikkeld digitaal aangifteproces waarvoor veel belastingplichtigen simpelweg het ‘doenvermogen’ niet hebben, aldus het RB. Vooral partijen zonder fiscaal adviseur zouden in de knel kunnen komen, juist nu de Belastingdienst en de adviessector gebukt gaan onder personeelstekorten.
Een bijzonder knelpunt is de uitsluiting van belastingplichtigen die in de jaren 2017 en 2018 wel tijdig bezwaar maakten – veelal massaal bezwaar – maar géén verzoek tot ambtshalve vermindering indienden. Deze groep, ongeveer 40.000 mensen, wordt uitgesloten van de tegenbewijsregeling. Opmerkelijk, omdat zij actief hebben geprotesteerd tegen een heffing die inmiddels meerdere malen door de Hoge Raad in strijd is verklaard met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het RB spreekt van een “juridisch onhoudbare” en “onrechtvaardige” uitsluiting die de formeelrechtelijke positie van niet-bezwaarmakers ironisch genoeg versterkt.
Technische onduidelijkheid op tal van punten
De fiscale techniek van het wetsvoorstel roept eveneens kritische vragen op. De regeling sluit de aftrek van kosten volledig uit, in tegenstelling tot de benadering die de wetgever eerder voorstond. Zo wordt bij vastgoed slechts uitgegaan van de prijsstijging als benadering van rendement, zonder enige correctie voor kosten of huuropbrengsten. “Voorzichtigheidshalve is aangenomen dat deze tegen elkaar wegvallen,” stelt de toelichting, maar het RB noemt dit een “juridisch en economisch onhoudbare fictie”. De praktijk wijst immers uit dat vastgoedbeleggers wel degelijk structurele kosten maken die het rendement drukken. Juist zij zullen massaal bezwaar maken en mogelijk doorprocederen tot aan het Europese Hof.
Ook op detailniveau stapelen de vragen zich op. Wat is de fiscale behandeling van boeterente bij vervroegde aflossing? Hoe moet worden omgegaan met waardeschommelingen van obligaties bij renteveranderingen? Mag de economische huurwaarde voor eigen gebruik standaard worden gesteld op 5,06% van de WOZ-waarde, zoals in de toelichting staat, terwijl in andere wetsvoorstellen een percentage van 3,35% wordt gehanteerd? En hoe moeten belastingplichtigen zonder vastgoedkennis omgaan met de waardestijging van een in aanbouw zijnde nieuwbouwwoning?
Op al deze punten mist de wet duidelijkheid en hanteerbaarheid. Daarnaast waarschuwt het RB voor onbedoelde gedragseffecten. Doordat onderhoudskosten in box 3 niet aftrekbaar zijn, ontstaat een “lock-in-effect”. Dat wil zeggen dat vastgoedbeleggers investeringen in onderhoud zullen uitstellen tot na de invoering van het nieuwe box 3-stelsel in 2028. Ook dit kan leiden tot ongewenste economische schade.
Nieuwe rechtsongelijkheid dreigt
Het bezwaar van het RB is dat de regeling een nieuwe rechtsongelijkheid kan creëren. Terwijl zij juist bedoeld is om rechtsherstel te bieden. Belastingplichtigen met vergelijkbare posities worden ongelijk behandeld afhankelijk van hun eerdere actie of inactie, kennisniveau of toegang tot fiscale ondersteuning. Daarmee komt volgens het RB de essentie van belastingrecht – gelijke behandeling en duidelijkheid – ernstig onder druk te staan.
De oproep aan de wetgever is dan ook helder: geef volledige antwoorden op de vele technische vragen, herstel de ongelijkheid in de doelgroepbepaling en maak het proces toegankelijker. Zo niet, dan dreigt deze herstelwet uit te groeien tot een volgende juridische splijtzwam in het Nederlandse belastingstelsel.
Bezwaar maken tegen een belastingaanslag of beslissing?
Vanaf 2025 kan dit ook digitaal.
