
Sinds 1 januari 2025 is het handhavingsmoratorium vervallen, waardoor de Belastingdienst nu actief controleert op (schijn)zelfstandigheid. De praktijk worstelt echter nog steeds met de criteria uit het Deliveroo-arrest en heeft dringende behoefte aan duidelijkheid. Een aantal partijen presenteerde in april een alternatief wetsvoorstel: de Zelfstandigenwet. Zal deze de gewenste duidelijkheid verschaffen?
Het veelbesproken wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR) werd op 7 juli 2025 ingediend bij de Tweede Kamer. Na de val van het kabinet werd VBAR niet controversieel verklaard, maar de politieke onzekerheid kan de verdere voortgang wel beïnvloeden. Om de situatie verder te compliceren, werd begin april door de partijen VVD, D66, CDA en SGP een alternatief wetsvoorstel gepresenteerd: de Zelfstandigenwet.
Met de verkiezingen in het vooruitzicht en mogelijke politieke verschuivingen, blijft het spannend: wordt het de VBAR of de Zelfstandigenwet?
Wetsvoorstel VBAR 2.0 overtuigt niet
Het aangepaste wetsvoorstel verschilt inhoudelijk nauwelijks van het vorige voorstel. Het enige nieuwe element is de recente jurisprudentie van de Hoge Raad (de Uber-zaak), die in het voorstel is verwerkt. Hierdoor wordt het element ‘ondernemerschap’ (gedraagt iemand zich als ondernemer) nu direct meegenomen in de beoordeling van de werkrelatie. De Raad van State had destijds kritiek op het oude voorstel, waardoor wij meer verbeteringen verwachtten.
De elf beschreven casussen in het voorstel vinden wij te zwart-wit en relatief eenvoudig te kwalificeren, terwijl de praktijk vaak grijs is. We hadden graag voorbeelden gezien die moeilijker te kwalificeren zijn.
De VBAR blijft daarmee feitelijk een toets achteraf, zonder echt iets nieuws te bieden. Het wetsvoorstel stelt daarom naar onze mening teleur. Hoe zit het met het andere spoor: de Zelfstandigenwet?
Initiatiefvoorstel Zelfstandigenwet
Als een duveltje uit een doosje werd dit voorjaar door onder andere Thierry Aartsen van de VVD de Zelfstandigenwet gepresenteerd. Dit is opmerkelijk, aangezien de VVD onderdeel is van het (demissionaire) kabinet, dat bezig is met de invoering van de VBAR. Het initiatiefvoorstel Zelfstandigenwet beoogt te bieden wat de VBAR mist: vooraf duidelijkheid en rechtszekerheid voor zzp’ers en opdrachtgevers.
Toetsingskader Zelfstandigenwet
Om te bepalen of iemand als zelfstandige kan werken, stelt de Zelfstandigenwet een cumulatieve toets van drie onderdelen voor:
Zelfstandigentoets
Bij deze toets wordt gekeken naar de zelfstandige zelf. Iemand kwalificeert als zelfstandige als deze voldoet aan de volgende vijf criteria:
- Werkt voor eigen rekening en risico (aansprakelijkheid, financieel risico);
- Voert een deugdelijke administratie (o.a. KvK-inschrijving en btw-nummer);
- Gedraagt zich als zelfstandig ondernemer (o.a. acquisitie);
- Treft adequate voorzieningen tegen inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid;
- Treft adequate voorzieningen tegen inkomensverlies bij pensionering.
Werkrelatietoets
De werkrelatietoets onderzoekt de afwezigheid van gezag of een dienstverband. Hiervoor worden vier criteria voorgesteld:
- Vrijheid in de organisatie van werktijd (zeggenschap over wanneer en hoe lang iemand werkt);
- Vrijheid in de organisatie van het werk (zijn de werkzaamheden gedetailleerd omschreven?);
- Geen hiërarchische controle (zijn er interne sancties of functioneringsgesprekken?);
- De wil van partijen.
Sectoraal Rechtsvermoeden
De derde toets betreft een sectortoets. In sectoren waar het risico op schijnzelfstandigheid groot is, geldt een extra rechtsvermoeden voor werknemerschap. Als aan een meerderheid van de sectorale criteria wordt voldaan, is er in principe sprake van een arbeidsovereenkomst. Dit rechtsvermoeden kan echter weerlegd worden door de werkrelatietoets.
Commissie Beoordeling Toetsingskader Zelfstandigenwet
De initiatiefnemers van de Zelfstandigenwet willen een nieuwe onafhankelijke commissie oprichten die partijen gaat beoordelen en adviseren over de kwalificatie van de werkrelatie. De oordelen van deze commissie zullen bindend zijn voor uitvoeringsorganisaties zoals de Belastingdienst en het UWV.
Het belangrijkste doel van de commissie is om een regulerende werking op de markt te hebben. Adviezen en beoordelingen worden openbaar gemaakt en richten zich vooral op de interpretaties van de criteria uit de zelfstandigen- en werkrelatietoets. Dit kan zorgen voor transparantie, aangezien een beslissing door de commissie ook geldig is voor andere zzp’ers en opdrachtgevers in vergelijkbare omstandigheden (openbare ruling).
Analyse Zelfstandigenwet
Enerzijds juichen wij het doel van de Zelfstandigenwet toe: het creëren van (vooraf) duidelijkheid en rechtszekerheid voor de markt. Anderzijds twijfelen wij of dit doel op korte termijn wordt bereikt in de huidige vorm. Het wetsvoorstel is op onderdelen onduidelijk. Enkele voorbeelden:
- Het wetsvoorstel bevat veel open normen. Wat zijn bijvoorbeeld ‘adequate voorzieningen’ voor pensioen en arbeidsongeschiktheid? Het wetsvoorstel spreekt over ‘gangbare normen’, maar zelfstandigen moeten zelf motiveren dat ze aan deze voorwaarden voldoen;
- De commissie gaat oordelen over de kwalificatie van de werkrelatie. Dit betreft een nieuwe wet, en rechtspraak moet nog ontwikkeld worden. Wij denken dat dit in de eerste jaren leidt tot meer onduidelijkheid. Daarnaast bestaat de kans dat de commissie wordt overspoeld met casussen, wat het systeem kan verlammen;
- Het sectoraal rechtsvermoeden wordt aan de sectoren zelf overgelaten. Welke sectoren dit zijn en welke afspraken er worden gemaakt, is nog onduidelijk.
De Zelfstandigenwet kreeg bij de internetconsultatie meer dan 500 reacties. Ook de Raad van State moet nog advies uitbrengen voordat het voorstel naar de Tweede Kamer kan. Mogelijk leidt deze input nog tot de gewenste verduidelijkingen.
Verschillen VBAR en Zelfstandigenwet
De VBAR en de Zelfstandigenwet proberen hetzelfde doel te bereiken, maar via verschillende wegen. Wij benoemen de belangrijkste verschillen:
- De VBAR bouwt voort op bestaande jurisprudentie, waarbij men vooral bezig is met het (achteraf) onderbouwen waarom iemand geen werknemer is. De Zelfstandigenwet is geheel nieuw en richt zich op het vooraf beoordelen of iemand kan aantonen dat hij/zij ondernemer is.
- Bij de Zelfstandigenwet speelt het ‘inbeddingscriterium’ (de vraag in hoeverre iemand werkzaamheden verricht die deel uitmaken van de reguliere bedrijfsvoering) geen rol. Bovendien wordt de wil van partijen wel meegenomen, terwijl dit bij de VBAR niet het geval is.
- De Zelfstandigenwet verplicht ondernemers om voorzieningen te treffen tegen inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid en pensioen.
Onze conclusie is dat het onder de Zelfstandigenwet waarschijnlijk gemakkelijker is voor zzp’ers om aan de slag te gaan, vooral voor zzp’ers met een hoger uurtarief. Zij hebben onder de VBAR ‘last’ van het inbeddingscriterium, maar niet onder de Zelfstandigenwet.
Afsluiting
De VBAR stelt in de huidige vorm teleur en biedt voor de praktijk feitelijk weinig nieuwe inzichten. Wij hopen dat de parlementaire behandeling nog wat kan toevoegen aan het wetsvoorstel. De Zelfstandigenwet vinden we een verfrissend idee, maar deze moet nog verder worden uitgewerkt.
Hoewel de VBAR qua timing voorloopt op de Zelfstandigenwet, is het gezien de politieke situatie geen uitgemaakte zaak dat de VBAR het haalt. Het zou ons niet verbazen als de Zelfstandigenwet de VBAR inhaalt, maar het kan ook heel goed anders lopen. Het blijven roerige tijden voor de zzp’er.
Bas Cramer en Stefan Marcus zijn als fiscalist werkzaam bij Ymere en schrijven regelmatig over verschillende onderwerpen in relatie tot fiscaliteit voor nextens.nl.
Wil je meer weten of ZZP en schijnzelfstandgheid?

