Vanaf volgend jaar wordt er structureel 200 miljoen euro meer betaald aan bpm. De reden voor deze stijging is de invoering van een nieuwe uitstoottest voor personenauto’s. Tot half 2020 is er sprake van een incidentele bpm-stijging van in totaal 600 miljoen euro. Dat schrijft RTLZ op basis van onderzoek van KPMG.
Methode CO2-uitstoot aangepast
Bpm is de aanschafbelasting op personenauto’s en motoren. Sinds 2013 is deze belasting voor het overgrote deel gebaseerd op CO2-uitstoot. Daar was een meetmethode voor, NEDC, maar die wordt sinds september 2017 langzaam vervangen door de WLTP-emissietest. Deze test geeft een eerlijker beeld van de werkelijke CO2-uitstoot. Het gevolg is wel dat de CO2-waarde dus ook hoger uitvalt en dus de bpm stijgt.
Bpm-tabel aanpassen
Staatssecretaris Menno Snel van Financiën heeft toegezegd vanaf 1 juli 2020 de bpm-tabel op de nieuwe waarden aan te passen, zodat autokopers uiteindelijk niet duurder uit zouden zijn. Tot die tijd is er een overgangsperiode. In die overgangsperiode gaat er dus ruim 600 miljoen euro extra bpm naar de staatskas. Maar ook na die overgangsperiode wordt er per auto meer betaald dan nu.
‘Stijging bpm komt door zwaardere auto’s’
Staatssecretaris Snel stelde eerder, op basis van onderzoek van TNO, dat de nieuwe testmethode weinig invloed zou hebben op de bpm-hoogte bij nieuwe auto’s. De stijging in bpm-inkomsten zou vooral komen doordat er grotere en zwaardere auto’s worden verkocht met een hogere CO2-uitstoot.
Nieuwe test de oorzaak?
Uit het onderzoek van KPMG blijkt dat dit niet juist is. De nieuwe test zorgt wel degelijk voor een bpm-stijging. Belangenorganisaties Bovag en RAI willen nu dat de bpm-tabellen worden aangepast. Ze willen ook dat de meeropbrengst wordt gecompenseerd.
De woordvoerder van het ministerie van Financiën stelt op zijn beurt dat de interpretatie van RAI en Bovag niet klopt. Zij blijven bij hun standpunt dat de bpm-opbrengst niet enkel stijgt als gevolg van de nieuwe meetmethode.