De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) ligt al een tijd onder vuur. Familiebedrijven profiteren van vrijstellingen van schenk- en erfbelasting bij bedrijfsopvolging. De regeling helpt de continuïteit van familiebedrijven te waarborgen wanneer een volgende generatie aan de beurt is. Volgens de beroepsvereniging van belastingadviseurs profiteren de familiebedrijven onevenredig.
Eenvoudiger en eerlijker
Sylvester Schenk, directeur fiscale zaken van het Register Belastingadviseurs (RB) stelt daarom een aanpassing van de regeling voor. Waarvan een de belangrijkste is een volledige vrijstelling tot €5 miljoen. Schenk noemt de ongelijke verdeling van de lusten een belangrijk knelpunt. De regeling kan en mag daarom wat hem betreft wat eenvoudiger en eerlijker.
Het idee dat de voorzetting van de bedrijven in gevaar loopt als de opvolgers schenk- of erfbelasting moeten betalen over het ondernemingsvermogen is achterhaalt. Critici vinden de regeling dan ook overbodig.
Klein aantal grote bedrijven
In de huidige regeling hoeft men bij een bedrijfsoverdracht over €1,1 miljoen aan vermogen geen schenk- of erfbelasting te betalen. Daarboven geldt een vrijstelling van 87% van het vermogen. Een groot deel van dat geld belandt nu bij een klein aantal grote familiebedrijven. Van 2010 tot en met 2016 ging 40% van het geld naar 2% van de opvolgers. Ruim €1,1 miljard kwam daarmee bij bij 254 bedrijfseigenaren.
De ongelijke verdeling zit in het feit dat juist de kleinere bedrijven de pijn voelen. ‘Een kleine ondernemer kan geen geld lenen van de bank om belasting te betalen. Bedenk wel dat het om privéschuld gaat. In de praktijk is het makkelijker €10 miljoen te lenen dan €100.000’, aldus Schenk.
Oneigenlijk gebruik
Het voorstel van het RB luidt als volgt: verhoog de volledige vrijstelling tot €5 miljoen en daarboven een vrijstelling van 50%. De kosten blijven op die manier gelijk voor de overheid. De BOR is wat Schenk en zijn beroepsorganisatie betreft ruimhartig. Wel erkent de organisatie dat het grote verschil tussen successierechten voor privé- en ondernemingsvermogen tot oneigenlijk gebruik leidt.
‘We zien dat mensen privévermogen omkatten door een bedrijf te kopen of te investeren’, aldus de fiscalist. ‘In de agrarische sector zijn opvallend veel starters ouder dan 90 jaar. Die agrariërs hebben hun bedrijf al overgedragen maar de bedrijfsgebouwen verhuurd aan hun opvolgers. Ze keren terug in de onderneming om de gebouwen alsnog belastingvrije te kunnen overdragen.’
Minimale voorzetting bedrijf
Om dit soort oneigenlijk gebruik tegen te gaan stelt het RB voor om onroerende goed dat niet door het bedrijf zelf wordt gebruikt uit te zonderen van de fiscale voordelen. ‘Een pandjesbaas die honderd woningen in Amsterdam verhuurt, heeft geen bedrijf maar is aan het beleggen’, noemt Schenk als voorbeeld.
Naast de eerder genoemde aanpassingen ziet het Register graag dat de eis dat een bedrijf ten minste vijf jaar moet worden voorgezet voor toepassing van de BOR wordt losgelaten als het bedrijf in die periode failliet gaat. De oproep is extra urgent gezien er meer faillissementen worden verwacht door de coronapandemie. Als iemand belasting moet betalen over iets wat hij of zij al is kwijtgeraakt is het dubbel triest, aldus Schenk tegenover het FD.