
De Belastingdienst schiet tekort in het onderbouwen van vergrijpboetes wegens foutieve belastingaangiften. Inspecteurs laten regelmatig na om duidelijk vast te stellen wie verantwoordelijk is voor de fout en of de belastingplichtige verwijtbaar heeft gehandeld. Dat blijkt uit een intern memo van de Belastingdienst dat recent openbaar werd na een Woo-verzoek.
Memo schuldonderzoek
Volgens het zogeheten ‘memo schuldonderzoek’ uit februari 2024, is het in veel gevallen onduidelijk of de fout in de aangifte op conto komt van de belastingplichtige zelf, een werknemer of een externe adviseur. Dat is problematisch, omdat die verantwoordelijkheid bepalend is voor de rechtmatigheid van een boete, dat schrijft het FD.
Boete op losse schroeven
Zonder deze schuldvraag goed te onderzoeken, staat een boete juridisch op losse schroeven. Toch blijkt uit de interne richtlijn dat inspecteurs hier vaak steken laten vallen. “Er wordt geregeld verzuimd om te onderbouwen wie de fout heeft gemaakt en of de belastingplichtige dat kan worden verweten,” staat in het memo.
Het ministerie van Financiën maakte het document openbaar na een Woo-verzoek dat zich richtte op fouten of fraude in de btw-aangifte door medewerkers van bedrijven. Hoewel er volgens het ministerie geen specifieke dossiers zijn gevonden die onder dat verzoek vallen, geeft het memo algemene aanwijzingen over hoe de Belastingdienst om moet gaan met aangiftefouten.
Veranderde bewijslast
Tot enkele jaren geleden lag de bewijslast voor een vergrijpboete bij de belastingplichtige. Die moest aantonen dat hij of zij niet schuldig was aan de fout, bijvoorbeeld omdat een adviseur was ingeschakeld. Inmiddels is die bewijslast omgedraaid. Nu moet de Belastingdienst kunnen aantonen dat een belastingplichtige willens en wetens een ondeugdelijke adviseur heeft ingezet, of dat hij onvoldoende controle heeft gehouden over het werk van een werknemer.
In situaties waarin een werknemer de aangifte verzorgt, hoeft de werkgever volgens de dienst geen blaam te treffen als aannemelijk is dat deze werknemer voldoende deskundig was.
Boete alleen bij grove schuld
Inspecteurs zijn verplicht om een zogenoemd boeteadvies in te winnen als uit een controle blijkt dat er voor minstens €20.000 te weinig belasting is betaald. Bij opzettelijke of grof nalatige fouten kan een vergrijpboete worden opgelegd. Voor lichtere fouten bestaat de mogelijkheid van een verzuimboete. In gevallen van vermoedelijke fraude moeten inspecteurs bovendien een fraudecoördinator inschakelen.
Beter feitenonderzoek vereist
De notitie benadrukt dat elke belastingcontrole moet beginnen met een feitenonderzoek naar de verantwoordelijkheden bij het doen van aangifte. “Breng in kaart wie wat doet, hoe fouten worden voorkomen en wie eindverantwoordelijk is,” luidt het advies. Als later in het proces fouten aan het licht komen, moet uit die eerste inventarisatie blijken wie daar mogelijk voor aansprakelijk is.
Die voorbereiding is essentieel voor het zorgvuldig opleggen van een boete, aldus de Belastingdienst. Maar in de praktijk blijkt dat inspecteurs hier vaak te kort door de bocht gaan, met mogelijk onhoudbare sancties tot gevolg, aldus het FD.