
Op grond van artikel 4:12 Awb is de inspecteur in beginsel niet verplicht om de belastingplichtige te horen alvorens een aanslag vast te stellen. Dit omdat het gaat om een financiële beschikking waartegen bezwaar mogelijk is en waarvan de gevolgen in bezwaar volledig ongedaan kunnen worden gemaakt. Dat is echter anders indien sprake is van – kort gezegd – een ‘bezwarend besluit’, dat de belangen van een belastingplichtige raakt en dat uitvoering geeft aan het Unierecht. Een naheffingsaanslag omzetbelasting is zo’n besluit.
Inhoud en werking van het verdedigingsbeginsel
Het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel (hierna: het verdedigingsbeginsel) verplicht de inspecteur om, voorafgaand aan het vaststellen van belastingaanslag, de belastingplichtige de gelegenheid te bieden om te worden gehoord en zijn opmerkingen kenbaar te maken alvorens het (bezwarende) besluit wordt genomen. De belastingplichtige moet dan in de gelegenheid worden gesteld om zijn opmerkingen kenbaar te maken alvorens het besluit wordt genomen (c.q. de aanslag wordt opgelegd). Het feit dat de belastingplichtige in de bezwaarfase kan worden gehoord en alsdan zijn opmerkingen kenbaar kan maken, doet hier niets aan af.
Gevolgen bij schending van het verdedigingsbeginsel
Indien de belastingplichtige niet in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt kenbaar te maken voordat de Belastingdienst het bezwarende besluit nam is relevant of daarvoor een rechtvaardiging bestond. Als dat niet het geval is moet worden beoordeeld of – als de belastingplichtige wel in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt over een voorgenomen bezwarend besluit naar behoren kenbaar te maken – dit tot een andere afloop zou hebben kunnen leiden. Indien dit het geval is, dan leidt de schending van het verdedigingsbeginsel in beginsel tot het vernietigen van de aanslag.
Eerdere jurisprudentie: het arrest van 24 juni 2022
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 juni 2022 geoordeeld dat het verdedigingsbeginsel met zich brengt dat de inspecteur de belastingplichtige tijdig en expliciet van zijn voornemen op de hoogte moet stellen, met voldoende nauwkeurige vermelding van de elementen die aan de voorgenomen naheffingsaanslag ten grondslag liggen. Daarbij moet de inspecteur de belastingplichtige expliciet en tijdig uitnodigen om zijn standpunt kenbaar te maken. Van belang is bovendien dat indien een belastingplichtige stelt dat de inspecteur het verdedigingsbeginsel heeft geschonden, op de inspecteur de bewijslast rust dat hij bij zijn besluitvorming dat beginsel heeft gerespecteerd.
De zaak van 13 juni 2025: feiten en oordeel van het Hof
De Hoge Raad heeft op 13 juni 2025 opnieuw een arrest gewezen waarin het verdedigingsbeginsel centraal stond. De relevante feiten van deze zaak zijn als volgt. De belastingplichtige heeft meerdere malen tijdens de duur van een lopend boekenonderzoek, contact gehad met de inspecteur en was bekend met diens voornemen om een naheffingsaanslag omzetbelasting op te leggen. Daarbij wist de belastingplichtige dat de Inspecteur op twee gedachten hinkte; te weten dat sprake was van een vaste inrichting in Nederland dan wel dat een ander dan de belastingplichtige de afnemer was en er mitsdien omzetbelasting verschuldigd was.
De inspecteur en de belastingplichtige hebben in dat kader zowel mondeling als schriftelijk standpunten uitgewisseld. De inspecteur heeft vervolgens het standpunt van de vaste inrichting laten varen en de discussie over het afnemerschap is als het ware overgebleven. Daar komt nog bij dat de belastingplichtige tijdens een telefonisch overleg met de inspecteur akkoord is gegaan met het opleggen van een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 2001 tot en met 2005. Belanghebbende heeft daarvoor ook de benodigde ontbrekende cijfers verstrekt en de naheffingsaanslag is vervolgens conform deze cijfermatige gegevens opgelegd. Deze feiten leidden tot het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de belastingplichtige, alhoewel hij niet expliciet is uitgenodigd, zich feitelijk wel (materieel) heeft kunnen verdedigen.
Cassatie: toetsingskader en oordeel Hoge Raad
De belastingplichtige stelde beroep in cassatie in en betoogde dat de communicatie met de inspecteur alleen plaatsvond in het kader van het boekenonderzoek en de daarbij behorende informatieverplichtingen. Het Gerechtshof had, volgens de belastingplichtige, ten onrechte getoetst of belanghebbende zich feitelijk (materieel) heeft kunnen verdedigen. Het Gerechtshof had volgens de belastingplichtige echter moeten toetsen of:
- de Inspecteur haar tijdig en expliciet, dat wil zeggen in niet mis te verstane bewoordingen, van de voorgenomen naheffingsaanslag op de hoogte heeft gesteld;
- onder voldoende nauwkeurige vermelding van de definitieve elementen die de Inspecteur aan die naheffingsaanslag ten grondslag wilde leggen; en
- de Inspecteur daarbij expliciet belanghebbende heeft uitgenodigd om daarop te reageren.
Schending verdedigingsbeginsel leidt tot vernietiging aanslag
De Hoge Raad casseert de uitspraak van het Hof. Alhoewel de Inspecteur in januari 2006 aan belanghebbende kenbaar heeft gemaakt dat hij op basis van het tot dan toe verrichte onderzoek voornemens was een naheffingsaanslag op te leggen alsook wat zijn standpunten zijn, heeft hij de belastingplichtige niet op enig moment een definitief voornemen tot het opleggen van een naheffingsaanslag tot een concreet belastingbedrag voorgehouden onder nauwkeurige vermelding van de definitieve elementen die hij aan die naheffingsaanslag ten grondslag wilde leggen. Volgens de Hoge Raad maakt het geen verschil dat:
- de belastingplichtige tijdens het boekenonderzoek heeft ingestemd dat over de periode 2001 tot en met 2005 een naheffingsaanslag omzetbelasting wordt opgelegd;
- de belastingplichtige de ontbrekende cijfers heeft gedeeld met de inspecteur; en
- de naheffingsaanslag conform deze cijfers is opgelegd.
Ook dán moet een belastingplichtige de gelegenheid worden geboden te reageren op een definitief standpunt van de Inspecteur of op een definitief element van de naheffingsaanslag. Nu dat niet is gebeurd, vernietigt de Hoge Raad de naheffingsaanslag.
– mr. Carole Perraud is advocaat bij Vierhoff Advocaten en schrijft op regelmatige basis voor Nextens –
Heb jij ook een vraag over naheffing?

